Wijzigingen inkomstenbelasting 2021

Eigen woning

Het eigenwoningforfait voor woningen met een WOZ-waarde tussen € 75.000 en € 1.110.000 bedraagt in 2021 0,5% van de WOZ-waarde. Voor het deel van de WOZ-waarde boven € 1.110.000 geldt een verhoogd eigenwoningforfait van 2,35%.

Als het eigenwoningforfait groter is dan de aftrekbare kosten, zoals de betaalde hypotheekrente, wordt het eigenwoningforfait verminderd met de aftrek wegens geen of een geringe eigenwoningschuld. Deze aftrek was aanvankelijk gelijk aan het verschil tussen het eigenwoningforfait en de aftrekbare kosten. Sinds 2019 wordt deze aftrek geleidelijk afgebouwd. In 2021 bedraagt de aftrek nog 90% van het verschil tussen het eigenwoningforfait en de aftrekbare kosten.

Aftrek van betaalde hypotheekrente in de hoogste tariefschijf gaat in 2021 tegen 43% in plaats van tegen het tabeltarief van 49,5%. De hoogste tariefschijf begint bij een inkomen van € 68.507.

De rente in een uitkering uit een kapitaalverzekering eigen woning (KEW) is onbelast als de uitkering in 2020 niet meer bedraagt dan € 171.000. De vrijstelling voor de KEW geldt alleen voor op 1 januari 2013 bestaande verzekeringen die voldoen aan alle voorwaarden.

De maximale vrijstelling voor kamerverhuur bedraagt in 2021 € 5.668.

Premies lijfrenteverzekeringen

Betaalde premies voor lijfrenteverzekeringen zijn onder voorwaarden aftrekbaar. Voor iemand die op 1 januari de AOW-leeftijd nog niet heeft bereikt bedraagt de aftrekbare premie, dat is de jaarruimte, in 2021 13,3% van de premiegrondslag. De jaarruimte is maximaal € 12.968. De jaarruimte wordt verminderd met de opbouw van pensioenaanspraken en dotaties aan de oudedagsreserve.

Wie in de voorgaande zeven jaren de jaarruimte niet of niet geheel heeft benut, kan gebruik maken van een aanvullende aftrek. Deze zogenoemde reserveringsruimte bedraagt 17% van de premiegrondslag in het jaar van aftrek. Er geldt een maximum van € 7.489. Voor wie aan het begin van het kalenderjaar maximaal tien jaar jonger is dan de AOW-leeftijd wordt dit maximum verhoogd tot € 14.785. De premiegrondslag is het totaal van de winst uit onderneming, het resultaat uit werkzaamheden en het inkomen uit arbeid in het vorige jaar, met een maximum van € 112.189 en verminderd met de franchise ter grootte van € 12.672.

Voor tijdelijke oudedagslijfrenten geldt als voorwaarde voor aftrekbaarheid van de premie dat het bedrag van de jaarlijkse uitkering niet hoger mag zijn dan € 22.443. De uitkeringen mogen niet eerder ingaan dan in het jaar waarin men de AOW-leeftijd bereikt.

Persoonsgebonden aftrek

Onder de persoonsgebonden aftrek vallen de volgende aftrekposten:

  • uitgaven voor onderhoudsverplichtingen;
  • uitgaven voor specifieke zorgkosten;
  • weekenduitgaven voor gehandicapten;
  • scholingsuitgaven; en
  • aftrekbare giften.

De persoonsgebonden aftrek in de hoogste tariefschijf vindt plaats tegen een tarief van 43% in plaats van het reguliere tabeltarief van 49,5%.

Box 2

In box 2 wordt belasting geheven over de voordelen uit aanmerkelijk belang. Voordelen zijn dividend dat wordt uitgekeerd op aandelen die tot een aanmerkelijk belang behoren en de meeropbrengst bij vervreemding van dergelijke aandelen. Het tarief in box 2 bedraagt in 2021 26,9%.

Box 3

In box 3 wordt belasting geheven tegen een tarief van 31% over de grondslag voor sparen en beleggen. Dat is het vermogen in box 3 verminderd met de vrijstelling van € 50.000 per persoon. Schulden komen tot een bedrag van € 3.200 per persoon niet in mindering op de grondslag voor sparen en beleggen.

Het fictieve rendement voor het spaardeel bedraagt 0,03%; het fictieve rendement voor het beleggingsdeel bedraagt 5,69%. Voor de eerste schijf tot een bedrag van € 50.000 boven de vrijstelling geldt een fictief rendement van 1,9%. Voor de tweede schijf van € 50.000 tot € 950.000 geldt een fictief rendement van 4,5%. Voor de derde schijf, dat is al het vermogen in box 3 boven een bedrag van € 950.000, geldt een fictief rendement van 5,69%.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 03-01-2021

Milieulijst 2021 vastgesteld.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat heeft de Milieulijst 2021 vastgesteld. Deze lijst bevat de bedrijfsmiddelen die bij investering in 2021 kwalificeren voor de willekeurige afschrijving op milieu-investeringen (Vamil) en de milieu-investeringsaftrek (MIA).

Bron: Overig | besluit | IENW/BSK-2020/232844, Staatscourant 2020 nr. 62916 | 20-12-2020

Energielijst 2021 vastgesteld

De minister van Economische Zaken en Klimaat heeft de Energielijst 2021 vastgesteld. In deze lijst zijn de bedrijfsmiddelen opgenomen die kwalificeren voor de energie-investeringsaftrek (EIA).

Bron: Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | besluit | WJZ/ 20285216, Staatscourant 2020, nr. 65224 | 17-12-2020

Verlenging kredietgaranties corona tot 1 juli 2021

De subsidiemodule Garantie ondernemingsfinanciering uitbraak coronavirus (GO-C) en de subsidiemodule Garantie Klein Krediet Corona (KKC) zijn aangepast. Beide subsidiemodules houden verband met steun aan bedrijven die getroffen zijn door de uitbraak van het coronavirus. Met de GO-C staat de overheid voor een deel garant voor leningen verstrekt aan bedrijven. Beide subsidiemodules waren aanvankelijk opengesteld tot en met 15 december 2020 en kenden een vervaldatum van 1 januari 2021. De openstelling van beide subsidiemodules is verlengd tot en met 30 juni 2021. De vervaldatum van de subsidiemodules wordt gewijzigd van 1 januari 2021 in 1 juli 2021. Deze datum sluit aan bij de recent verlengde Tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun ter ondersteuning van de economie vanwege de COVID-19-uitbraak. Steun, die met toepassing van die kaderregeling is goedgekeurd, moet op uiterlijk 30 juni 2021 zijn verleend.

Bron: Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | besluit | WJZ/ 20277916, Staatscourant 2020, Nr. 66858 | 16-12-2020

Extra steunmaatregelen i.v.m. lockdown en verplichte winkelsluiting

In verband met de verzwaring van de lockdown en de verplichte winkelsluiting heeft het kabinet extra steunmaatregelen bekendgemaakt.

Opslag Voorraad Gesloten Detailhandel

Voor de detailhandel in de non-foodsector komt als vergoeding voor seizoensgevoelige voorraad een eenmalige opslag op de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) over het vierde kwartaal van 2020. Deze eenmalige Opslag Voorraad Gesloten Detailhandel (OVGD) is afhankelijk van de hoogte van het omzetverlies van de winkelier. Bij een omzetverlies van 30% bedraagt de OVGD 2,8% van het omzetverlies. Het maximum voor deze subsidie bedraagt € 20.160. Ondernemers die in het vierde kwartaal niet in aanmerking komen voor de TVL komen niet in aanmerking voor de OVGD. Na goedkeuring van de Europese Commissie wordt de OVGD vanaf de tweede helft van januari 2021 uitbetaald. De OVGD is vrijgesteld van vennootschaps- en inkomstenbelasting.

Online sportles

Tijdelijk geldt het verlaagde btw-tarief van 9% op de online sportlessen die sportscholen aanbieden gedurende de verplichte sluiting. Deze maatregel gold ook tijdens de eerdere verplichte sluiting van sportscholen. Het verlaagde tarief is van toepassing totdat de verplichte sluiting wordt opgeheven.

Apparaten voor thuisonderwijs

Het kabinet stelt € 15 miljoen beschikbaar voor laptops en dergelijke voor leerlingen die thuis geen apparatuur ter beschikking hebben om afstandsonderwijs te kunnen volgen.

Kinderopvang

Ouders krijgen een tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang tijdens de periode van sluiting. Deze tegemoetkoming is vergelijkbaar met de regeling die in het voorjaar gold.

Culturele en creatieve sector

In aanvulling op de eerdere steunpakketten voor cultuur heeft het kabinet € 15 miljoen gereserveerd voor de culturele en creatieve sector.

Reiskosten

De regeling om bestaande vaste reiskostenvergoedingen ongeacht de werkelijke reiskosten onbelast te kunnen betalen is verlengd tot 1 februari 2021. Voorwaarde is dat de vaste vergoeding voor 13 maart 2020 door de werkgever is toegekend. In januari wordt duidelijk hoe de regeling na 1 februari zal zijn.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 17-12-2020

Geen hoge WW-premie bij meer dan 30% overwerk in 2021

Sinds 1 januari 2020 geldt een lage WW-premie voor vaste contracten en een hoge WW-premie voor flexibele contracten. De hoge premie geldt met terugwerkende kracht ook bij vaste contracten als een werknemer in een kalenderjaar meer dan 30% heeft overgewerkt. Vanwege de coronacrisis is deze laatste regeling voor het kalenderjaar 2020 opgeschort. Omdat naar verwachting ook in 2021 in bepaalde sectoren veel overwerk nodig zal zijn als gevolg van het coronavirus, heeft het kabinet toegezegd deze regeling ook voor het kalenderjaar 2021 te zullen opschorten. Het daartoe strekkende besluit heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid nu ter consultatie gepubliceerd. Volgens dit besluit geldt de opschorting van de maatregel evenals in 2020 in 2021 voor alle sectoren.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | besluit | 17-12-2020

Uitstel aflossing Tozo-lening

Een van de onderdelen van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) is de verstrekking van een lening voor bedrijfskapitaal. Volgens de huidige regeling moeten ondernemers per 1 januari 2021 beginnen met aflossen van deze lening. Vanwege de voortdurende coronacrisis zijn veel ondernemers niet in staat om aan hun aflossings- en renteverplichtingen te voldoen. De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft besloten om de aflossingsverplichting op te schorten tot 1 juli 2021. Dit geldt zowel voor leningen die vóór 1 januari 2021 zijn aangegaan als voor leningen die na 1 januari 2021 worden aangegaan.

De looptijd van de lening wordt voor alle leningen met zes maanden verlengd van 3 jaar tot 3,5 jaar. Over de periode van januari tot en met juni 2021 wordt geen rente berekend. De staatssecretaris merkt op dat het ondernemers, die in staat zijn om hun tot 1 januari 2021 opgebouwde rente- en aflossingsverplichtingen te betalen, vrij staat om dit te doen. Ook voor hen geldt dat in de periode van 1 januari 2021 tot 1 juli 2021 de renteopbouw tijdelijk wordt stopgezet.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | besluit | 2020-0000174430 | 16-12-2020

AOW-leeftijd ook in 2026 67 jaar

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de AOW-leeftijd en de aanvangsleeftijd voor de AOW-verzekering voor het jaar 2026 bekendgemaakt. Volgens raming van het CBS bedraagt de resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd in 2026 20,82 jaar. De uitkomst van de formule voor de berekening van de AOW-leeftijd is dat deze in 2026 evenals in 2025 67 jaar bedraagt. De aanvangsleeftijd voor de AOW-verzekering blijft 17 jaar.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | publicatie | Staatscourant 2020, nr. 65110 | 13-12-2020

Wetsvoorstellen Belastingplan 2021 aangenomen door Eerste Kamer

De Eerste Kamer heeft de wetsvoorstellen van het Belastingplan 2021 aangenomen, inclusief de novelle betreffende de BIK. De wetsvoorstellen Overige fiscale maatregelen 2021 en Eenmalige huurverlaging waren al eerder door de Eerste Kamer aangenomen.

De Eerste Kamer heeft een motie aangenomen waarin het kabinet wordt gevraagd om onderzoek te doen naar een meer neutrale behandeling van ondernemers in de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting. De uitkomsten van dat onderzoek zouden in de eerste helft van 2021 bekend gemaakt moeten worden.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 14-12-2020

Belastingplicht vennootschapsbelasting

De onderworpenheid van een lichaam aan de vennootschapsbelasting voor een jaar vloeit voort uit de wet. Dat de Belastingdienst het lichaam voor dat jaar niet heeft uitgenodigd om aangifte te doen voor de vennootschapsbelasting en het lichaam geen aangifte heeft gedaan en niet in de heffing is betrokken, heeft niet tot gevolg dat het lichaam niet aan de vennootschapsbelasting is onderworpen. Ook de omvang van de in Nederland belastbare winst van een jaar van een aan de vennootschapsbelasting onderworpen lichaam vloeit voort uit de wet. Ook als de winst niet is aangegeven en niet in de heffing is betrokken, heeft dat niet tot gevolg dat een lichaam geen belastbare winst had in het betreffende jaar.

Een vennootschap naar buitenlands recht kocht in 1999 een in Nederland gelegen onroerende zaak voor € 249.579. In 2008 is de zaak verkocht voor € 405.000, waarvan € 5.000 voor roerende zaken. De vennootschap heeft voor de jaren tot en met 2008 geen aangifte gedaan voor de vennootschapsbelasting en is voor die jaren ook niet in de heffing ervan betrokken. De inspecteur heeft een navorderingaanslag vennootschapsbelasting over 2008 opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 405.250. Hof Arnhem-Leeuwarden heeft, na te hebben geoordeeld dat de vennootschap in 2008 als binnenlandse belastingplichtige was onderworpen aan de vennootschapsbelasting, de boekwinst bij verkoop bepaald op € 206.576. Het hof heeft de afschrijvingen in de periode van 1999 tot 2008 bepaald op € 56.155, zijnde negenmaal 2,5% van de aanschafwaarde.

De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het hof ongegrond verklaard. De vennootschap genoot door het aanhouden van een onroerende woning sinds 1999 winst uit onderneming. Daardoor was de vennootschap belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting. Het door de vennootschap bepleite stelsel van waardering op kostprijs is niet in overeenstemming met goed koopmansgebruik, omdat geen rekening wordt gehouden met de optredende slijtage. Het hof heeft de boekwinst terecht berekend met inachtneming van afschrijvingen.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR20201989, 19/03169 | 10-12-2020